Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9514

Datum uitspraak2000-12-13
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/04121
Statusgepubliceerd


Uitspraak

IV Gerechtshof Arnhem vierde enkelvoudige belastingkamer nummer 98/04121 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : X te : Z ambtenaar : De heffingsambtenaar van de gemeente Deventer aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift d.d. 21 oktober 1998 tegen waardebeschikking (artikel 22 Wet waardering onroerende zaken) waardepeildatum : 1 januari 1995 mondelinge behandeling : op 29 november 2000 te Arnhem door mr Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier waarbij verschenen : belanghebbende bijgestaan door zijn echtgenote, alsmede de ambtenaar gronden: 1. De waarde van de onderhavige onroerende zaak - het tot woning dienende pand a-weg 1 te Z - wordt bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij geldt als waardepeildatum 1 januari 1995 (artikelen 17 en 18 van de Wet waardering onroerende zaken, hierna: de Wet). 2. Voor de toepassing van de Wet wordt als één onroerende zaak aangemerkt: een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren (artikel 16, aanhef en onderdeel d). 3. De Ambtenaar heeft ter ondersteuning van zijn standpunt een taxatierapport overgelegd. Volgens dit rapport is de waarde van de onroerende zaak, beoordeeld naar het prijspeil op 1 januari 1995, ¦ 419.000,-. 4. Belanghebbende heeft van zijn kant geen taxatierapport of gegevens van gelijk gewicht overgelegd. 5. De Ambtenaar maakt aannemelijk dat het bosperceel dat deel uitmaakt van het kadastrale perceel 2578 naar de omstandigheden beoordeeld bij belanghebbendes gebouwde eigendommen behoort. Ook de door belanghebbende en zijn echtgenote ter zitting gegeven toelichting wijst in die richting. 6. Ter zitting is tussen partijen komen vast te staan dat in het taxatierapport als inhoud van de woning ten onrechte 672 m³ is aangenomen. De werkelijke inhoud blijkt 617 m³ te zijn. Doordat de taxateur A niet ter zitting aanwezig was, is onduidelijk gebleven in hoeverre dit verschil van betekenis is geweest bij de door hem verrichte waardebepaling. Het Hof wijst er in dit verband op dat de bewijslast met betrekking tot de vastgestelde waarde op de Ambtenaar rust. 7. Het Hof, dat de taxatie van A overigens aannemelijk acht, kent, rekening houdend met het verschil in inhoud, aan belanghebbendes onroerende zaak in goede justitie een waarde toe van ƒ 400.000,-. 8. Het beroep van belanghebbende is gedeeltelijk gegrond. proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op ƒ 25,- (reiskosten). beslissing: Het Gerechtshof vernietigt de uitspraak waarvan beroep; vermindert de waarde van de onroerende zaak a-weg 1 te Z tot ƒ 400.000,-; veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ¦ 25,-, te vergoeden door de gemeente Deventer; gelast de Ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ¦ 80,- te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2000 door mr Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw Vermeulen-Post als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 19 december 2000 Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.